Kutmussen? Kutmussen? Zal menigeen zich afvragen. Wat is dat nou weer voor een taalgebruik. Kut en mussen horen toch niet in een woord thuis. Of zou het een plaatsje in Denemarken zijn en spreek je het eigenlijk uit als Kútmoessen? Maar helaas, niets is minder waar.
Al jarenlang ben ik een mussenfan. Ik observeer ze graag, ik gebruikte hun latijnse naam als pseudoniem in de schoolkrant, de mussen bij mij in de tuin hebben namen en aan de muur hangt een speciale mussenflat. Ik kon mij altijd met ze identificeren, de saaie, grauwe, altijd op een plek blijvende doch vrolijk hippende en sjilpende beestjes. Echter, het diertje waar ik al jarenlang lyrisch over ben heeft mij afgelopen week ernstig teleurgesteld. Tijdens de cursus Neotropische plantenfamilies had ik een paar takjes van de Riphsalacaea gehad. Voor de biologen die minder liefhebber van plantensystematiek zijn: Een cactus, die eruit ziet alsof het allemaal achter elkaar geplakte rietjes zijn. Een stel lange groene sprieten die ik in drie jaar eindelijk tot een redelijk ogende plant had opgekweekt.
Helaas ontdekte ik vorig weekend dat in de potgrond van de cactus een enorme kolonie springstaarten huisde. Aangezien ik niet zo gecharmeerd ben van een dierentuin in mijn vensterbank besloot ik de cactus buiten in de zon de zetten, opdat de springstaarten zouden verdrogen. Toen ik echter twee dagen later mijn cactus weer binnen wilde zetten bleek deze gereduceerd te zijn tot nog enkele stompjes. Een paar verdroogde sprietjes lagen nog ernaast op de grond. Mijn mooie plant was verworden tot een hoopje ellende!
De oplettende lezer heeft natuurlijk allang geraden wie de daders waren. Mijn moeder, die het maar al te grappig vond en de bandieten gewoon hun gang had laten gaan, vertelde dat een groep mussen in de tuin was neergestreken en de cactus had kaalgeplukt. Met de takjes in hun bek waren ze richting hun nesten gevolgen. De rekels! Die vervelende kutmussen!
Marieke
Geen opmerkingen:
Een reactie posten